Waar de school voor staat

2.1 de artikelen 3 en 4 van de statuten van de schoolvereniging.

Artikel 3:
Het doel van de vereniging is de stichting en instandhouding van scholen met de Bijbel te Staphorst. Haar grondslag is het eeuwig, onveranderlijke Woord van God. Haar beginsel is, dat de volksopvoeding en het volksonderwijs geheel in overeenstemming moeten zijn met de in de Bijbel geopenbaarde wil van God.

Artikel 4:
A.    De vereniging onderschrijft geheel en onvoorwaardelijk Gods heilig en onfeilbaar Woord en de Drie Formulieren van Enigheid; te weten: de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels.
B.    Zij beschouwt als de nauwst aansluitende vertaling van Gods Woord, de Statenvertaling die door het besluit van de Dordtse Synode van 1618 en 1619 tot stand is gekomen. Deze vertaling is de enige voor het gebruik op de scholen toegestane vertaling. 

2.2 waarden en normen

Onze waarden en normen vinden we samengevat in de Tien Geboden. Uitgangspunten zijn daarbij: Het leven naar en vanuit Gods Woord moet merkbaar zijn in de school. Dit blijkt niet alleen uit het dagelijks reserveren van een half uur Bijbelonderwijs en het vieren van de Christelijke feestdagen, maar dient het gehele onderwijs te doortrekken. De leefregels zoals deze in de Tien Geboden tot ons komen zijn voor ons norm en uitgangspunt voor het leven op school en daarbuiten.

2.3 de Tien Geboden

1.Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 

God heeft recht op aanbidding en verering, in geloof en gehoorzaamheid. Het is niet geoorloofd enig schepsel of een geschapen macht of kracht met God gelijk te stellen of daaraan goddelijke eer toe te kennen. Ieder mens wordt, als schepsel van God, in zijn persoonlijkheid gerespecteerd. Dit betekent dat alle mensen gelijkwaardig zijn en achterstelling op grond van bijvoorbeeld verschil in ras of geslacht niet mag voorkomen. De mens is als rentmeester geroepen tot een verantwoord en toegewijd beheer van alles wat God hem in de schepping heeft toevertrouwd. 

2.Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen dat boven in de hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor dien niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden.

De wijze waarop God gediend moet worden, is door Hem bepaald. Wij hebben niet het recht over Hem iets te zeggen of te denken buiten hetgeen Hij omtrent Zichzelf aan ons heeft geopenbaard. Daarom zal God op geen enkele wijze door ons worden afgebeeld. Hij vraagt een voortdurend luisteren naar Zijn Woord, omdat het zonder dat niet mogelijk is Zijn wil te kennen en te gehoorzamen. 

3.Gij zult de Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.

God vraagt dat met eerbied, ontzag en liefde over Hem wordt gesproken en dat eerbiedig de Bijbel wordt gelezen en ter sprake wordt gebracht. In het lezen, in het zingen en in het gebed dienen wij Gods eer te zoeken. Misbruik van Gods Naam, lichtvaardig gebruik van Bijbelwoorden en alle spreken over God dat niet uit eerbied voorkomt, wordt afgewezen. 

4.Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uw Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin in is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven.

De zondag is een bijzondere dag. Christus kwam op aarde om de wet te vervullen. Met Zijn opstanding uit de doden op de eerste dag der week is de wet vervuld. Daarmee is de zondag ook de vervulling van de sabbat. In het licht daarvan en op grond van de blijvende opdracht, zoals verwoord in het vierde gebod uit de Tien Geboden, is de zondag in het bijzonder afgezonderd voor de dienst van God. Dat houdt in dat wij trouw de samenkomsten van de christelijke gemeente, waartoe wij behoren, bezoeken. De zondag dient te worden geëerbiedigd als een geschenk van God om naar Zijn Woord te horen en naar lichaam en geest tot rust te komen. De zondag is dan ook als rustdag van de andere dagen onderscheiden. 

5.Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft. 

De Bijbel geeft ook richtlijnen ten aanzien van de verhoudingen tussen mensen. Op elk niveau van werken bestaan er gezagsverhoudingen; van bestuur – naar directie – naar overig personeel – naar leerlingen. 
Gezag is er ons ten goede. Gezag moet dan ook in liefde en binnen de kaders en grenzen van de Bijbel worden uitgeoefend. Gezagsverhoudingen worden erkend, wat betekent dat voorschriften en aanwijzingen worden opgevolgd. Dit sluit uiteraard het gesprek daarover niet uit. 

6.Gij zult niet doodslaan.

We behoren de medemens lief te hebben als onszelf. Liefde tot de medemens, naar de eis van Gods geboden en het voorbeeld van Christus, dwingt ons ons in te zetten voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van de medemens. Er is eerbied voor het leven. Dit komt in ons onderwijs ook tot uiting in onze omgang met elkaar en in het bijzonder met de leerlingen. 

7.Gij zult niet echtbreken. 

Seksualiteit heeft in de Bijbel te maken met het vormen van een onverbrekelijke verbintenis tussen één man en één vrouw, en krijgt in het licht hiervan een plaats. Daarbij zijn de Bijbelse voorschriften bindend voor het seksuele leven. Deze seksuele moraal betekent dat de huwelijksrelatie geëerbiedigd wordt. De medemens wordt met respect (en rein en zuiver) benaderd. Dit sluit seksueel getinte grappen en intimidatie uit. Ook voor losse seksuele contacten is geen ruimte, omdat het monogame huwelijk als de door God gegeven vorm van omgang tussen man en vrouw wordt gezien. God wil dat wij het lichaam als tempel van de Heilige Geest zuiver en heilig bewaren. Ook in ons uiterlijk laten wij in de schepping gelegde onderscheid tussen man en vrouw tot uitdrukking komen.  

8.Gij zult niet stelen. 

De eigendommen van de ander, zowel van personeel, leerlingen en instelling, worden gerespecteerd. Het nut van de medemens moet worden bevorderd en met hem moet worden gehandeld als ik wilde dat hij met mij handelde. 

9.Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 

In gesprekken met en over anderen moet zuiverheid worden betracht, zonder te roddelen of een voorstelling van zaken te geven die met de waarheid in strijd is. Wij staan een eerlijke communicatie voor. Informatie die als leugen bestempeld moet worden, wordt afgewezen. De eer en het goed gerucht van anderen wordt bevorderd. 

10.Gij zult niet begeren uw naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is.

We behoren in liefde en zuiverheid van intentie het voorgaande in praktijk te brengen. Dat zal onze handel en wandel, ook in de omgang met elkaar, stempelen. Voorkomen moet worden dat zondige begeerten worden opgewekt en dat ze worden opgevolgd. Gezocht wordt het leven en het welzijn van de ander te dienen: persoon, privacy en bezit worden gerespecteerd. 

Het in onze instelling werkzame personeel wil zijn leven naar het bovenstaande inrichten en daarmee in de levenswandel een goed voorbeeld voor de leerlingen zijn. 

2.4 visie op het kind 

Wij zien het kind als een schepsel van God dat door de gevolgen van de zondeval een christelijke opvoeding dient te ontvangen waarbij getracht zal worden om het kind te brengen tot de kennis van God, zichzelf en Gods Woord.

2.5 visie op de opvoeding

Opvoeding is een Bijbelse opdracht. In de grootst mogelijke harmonie moet de kinderen de noodzaak worden voorgehouden van wedergeboorte, geloof en bekering, die God in Zijn bijzondere genade schenken wil. Het opvoeden houdt in: het kind tot zelfstandigheid te brengen, zijn gedachten en gevoelens onder woorden te leren brengen, kritisch te staan ten opzichte van zijn levensuitingen, maar wel genormeerd door wat God openbaart in Zijn Woord.

2.6 visie op onderwijs

Christelijke opvoeding en christelijk onderwijs behoren elkaar aan te vullen. Wij vinden de school bij uitstek geschikt voor de vorming van het intellect en de ontwikkeling van vaardigheden. Tevens heeft het onderwijs als taak: de vorming van de totale persoon van het kind, de vorming van de wil, het geweten, het gevoelsleven en de sociale, esthetische en creatieve vorming. Het leren lezen van de Bijbel en het kennen van de Bijbelse Geschiedenis zien wij als noodzakelijk voor de godsdienstige vorming.

2.7 visie op maatschappij

Het op de Bijbel gegronde onderwijs opteert christelijk burgerschap. Dit wil zeggen dat onze leerlingen vanuit een Bijbelse visie worden voorbereid op het participeren in de pluriforme, multiculturele maatschappij. De leerlingen worden gestimuleerd om zelfstandig en actief verantwoordelijkheid te dragen voor de belangen van de gemeenschap in en buiten de school. De uitgewerkte visies liggen op school ter inzage.

2.8 karakter van het onderwijs

het onderwijs
Het eigen karakter van het onderwijs brengt met zich mee dat er doelstellingen voor deelaspecten van de opvoeding in kerndoelen en methoden zijn geformuleerd. In de praktijk heeft dat tot gevolg dat de aandacht van het onderwijs vooral gericht is op die vormingsgebieden, waarvan de mate waarin de doelstellingen bereikt worden meetbaar is, op de cognitieve ontwikkeling en op de vaardigheden in het algemeen. Hiervoor heeft de school methoden en materialen en is het onderwijzend personeel geschoold.
Onderwijskundig gezien heeft de school het doel de leerlingen zodanig op te leiden, dat ze in het vervolgonderwijs hun leerweg kunnen vervolgen.

de leerling
De leerling moet weten aanvaard te worden als schepsel Gods, als persoon en als mens, zonder dat prestaties en capaciteiten invloed op het waardeoordeel uitoefenen. De opvoeder en het kind moeten jegens elkaar staan in een verhouding van wederzijds vertrouwen. Gehoorzaamheid mag worden gevraagd van het kind, opdat het zijn gaven en talenten optimaal ontwikkelt. 

de leerkracht
Anderzijds moet de opvoeder zich bewust zijn van zijn opdracht, hem van God opgelegd en die in gehoorzaamheid vervullen. De persoon van de opvoeder is van uitermate grote betekenis. Hij is verantwoordelijk voor de mate waarin de pedagogische sfeer gestalte krijgt en in zijn persoon ontmoet het kind de waarden en normen die hij het wil doen overnemen. Enigszins overdreven gezegd: zoals het kind de volwassen opvoeder waardeert zal hij ook zijn waarden en normen waarderen. Zo wordt in onze schoolgemeenschap voortdurend geleefd in het spanningsveld van Gods maatstaf en onze onvolkomenheid.

de school
De school wil vanuit de grondslag vorm geven aan onderwijs op maat. Dat betekent dat wij uit willen gaan van een aantal basisbehoeften van het lerende kind. We noemen er drie: 
-    het hebben van goede relaties met leerkrachten en medeleerlingen;
-    het hebben van een competentiegevoel, het gevoel hebben dat je de opdracht die je krijgt,
    aankan;
-    een gevoel van onafhankelijkheid hebben, het zonder anderen zelf tot iets in staat zijn.
Dit vraagt vaardigheid van de leerkracht in het scheppen van een leerklimaat waarin hij weet om te gaan met de verschillen van leerlingen. De zorg voor het kind staat centraal in het onderwijs op onze school. 

2.9 het klimaat van de school

In het klimaat van de school komt tot uitdrukking dat wij de Bijbel als onfeilbaar Woord van God en de daarop gegronde ‘Drie Formulieren van Enigheid’ als leidraad voor ons dagelijks leven hanteren. 
De school beschouwt de nauwst aansluitende vertaling van Gods Woord, de Statenvertaling die door het besluit van de Dordtse Synode van 1618 en 1619 tot stand is gekomen. Deze vertaling is de enige voor het gebruik op school toegestane vertaling. Voor het aanleren en zingen van de berijmde Psalmen wordt de berijming van 1773 gebruikt.

Bovengenoemde grondslag zal uiteraard nog meer consequenties hebben. In de scheppingsorde is door de Heere duidelijk onderscheid gemaakt tussen man en vrouw en dit onderscheid zal ook in kleding en haardracht tot uitdrukking dienen te komen. Zowel meisjes als jongens dienen in nette, gepaste kleding te verschijnen. In dit verband zij vermeldt, dat meisjes de school in jurk of rok dienen te bezoeken. Het dragen van broekrok of minikleding is niet toegestaan en het dragen van een legging wordt afgeraden. Verder vinden we mouwloze shirts en slippers niet gepast binnen het klimaat van de school. Tijdens schoolbezoeken zoals ouder- en contactavonden, moedermorgens e.d. wordt van de ouders verwacht dat zij zich conform deze gedragsregels kleden.

De school wil, met inachtneming van de omschreven grondslag, vormgeven aan een pedagogisch klimaat waarin het bieden van ondersteuning, het wederzijds vertrouwen en het scheppen van uitdagende leersituaties kernwoorden zijn. In dit alles moet sprake zijn van sociale veiligheid. Sociale veiligheid en onveiligheid betreft het gevoel van veiligheid of juist het mogelijke gevaar of dreiging daarvan voor mens en dier dat samenhangt met het menselijk gedrag ten aanzien van andermans lichaam, persoonlijke integriteit, eerbaarheid, opvattingen, gewoonten en bezittingen.

We achten het van groot belang dat de school de sociale veiligheid voor de leerlingen en personeel bewaakt. We proberen via diverse instrumenten inzichtelijk te maken hoe de beleving van het team en de kinderen is ten aanzien van sociale veiligheid. We proberen incidenten, die zich op het gebied van sociale veiligheid kunnen voordoen, te voorkomen. Het veiligheidsbeleid is vooral gericht op preventie. Tevredenheidonderzoek voor het personeel wordt periodiek afgenomen middels de Arbo-meester. Ook vinden er in het kader van het integraal personeelsbeleid functioneringsgesprekken plaats. Jaarlijks bestuursbezoek behoort ook bij de instrumenten in de preventieve sfeer. Deze drie genoemde instrumenten zijn gericht op het personeel.

Ten aanzien van de leerlingen worden er met name in de preventieve sfeer de volgende instrumenten ingezet; gesprekken met leerlingen, gesprekken met ouders, lessen over kind en sociale talenten, individuele/groepstraining sociale vaardigheid, bespreking middels de godsdienstlessen, hanteren van het omgangsprotocol, toezicht houden binnen het schoolgebouw en op het plein, oudercontacten tijdens ouderbezoek en contactavonden en een tevredenheidonderzoek onder de ouders.
 

396